16 oktober 2006

Een lesje geschiedenis

1. Waarom werd in de schoolwet van 1857 bepaald dat de overheid nog steeds alleen het openbaar onderwijs zou betalen?

De schoolwet van 1857 veranderde niets aan de betaling van het onderwijs: de overheid betaalde wel het openbaar onderwijs, maar nog steeds niet het bijzonder onderwijs. De liberale meerderheid in het parlement wilde een godsdienstig sterk verdeelde natie niet nog meer verdelen door confessionele scholen te subsidiëren. De liberalen wilden juist door openbaar onderwijs de verschillende godsdienstige gezindten nader tot elkaar brengen. Kinderen met verschillende godsdiensten bij elkaar in de klas vonden zij beter dan kinderen verdeeld over scholen naar hun godsdienst.

2. Wat hield de schoolstrijd in?

De ‘schoolstrijd' was in het algemeen de strijd van orthodox-protestanten en katholieken voor bijzonder onderwijs en tegen het openbaar onderwijs. De strijd ging er in het bijzonder om of de overheid ook het bijzonder onderwijs zou betalen. De liberalen waren, als voorstanders van openbaar onderwijs, de voornaamste tegenstanders van de orthodox-protestanten en katholieken.

3. De schoolwet van 1878 maakte het voor het bijzonder onderwijs nog moeilijker. Waardoor kwam dat?

Ook de confessionele scholen moesten voldoen aan de eisen van de wet. Daardoor werden de kosten veel hoger en confessionele scholen moesten dat zelf betalen .

4. Met welk argument bepleitten de orthodox-protestanten en katholieken dat de overheid ook het bijzonder onderwijs moest bekostigen?

De orthodox-protestanten en katholieken argumenteerden dat het belastinggeld waarmee het openbaar onderwijs gefinancierd werd, ook door confessionele groepen werd opgebracht. Ze moesten dus meebetalen aan het openbaar onderwijs, maar kregen van hun belastinggeld niets terug voor hun eigen scholen.

5. a. Waardoor kon er in 1889 een wetswijziging ten gunste van het bijzonder onderwijs komen?

In 1887 werd het kiesrecht uitgebreid. Daardoor kregen de confessionelen in 1888 voor het eerst een meerderheid in de Tweede Kamer. Het eerste confessionele kabinet kwam tot stand. Dit kabinet wijzigde in 1889 de schoolwet van 1878 ten gunste van het bijzonder onderwijs.

b. Wat hield die wetswijziging in?

Gedeeltelijke financiering (30%) van het bijzonder onderwijs werd onder bepaalde voorwaarden mogelijk.
  • Bijzonder onderwijs was voor de ouders veel duurder dan openbaar onderwijs. Deze financiële ongelijkheid voor ouders werd door de wetswijziging verkleind door de kosteloosheid van het openbare onderwijs op te heffen. Er moest nu dus ook voor openbaar onderwijs schoolgeld worden betaald. Alleen voor kinderen van bedeelde ouders bleef het openbaar onderwijs gratis.

6. Welk gevolg had het ontstaan van confessioneel onderwijs voor het karakter van de openbare scholen?

Het ontstaan van het confessionele onderwijs leidde ertoe dat openbare scholen hun vrijzinnig-protestantse karakter langzamerhand wat verloren. Ze werden meer neutraal en minder godsdienstig van karakter.

7. a. Welke ongelijkheid tussen confessioneel en openbaar onderwijs bleef nog bestaan?

  • Confessioneel onderwijs bleef duurder dan openbaar onderwijs. Niet alle ouders die confessioneel onderwijs voor hun kinderen wensten, konden dat ook betalen.
  • Confessioneel onderwijs kwam niet overal voor. In veel dorpen was er alleen maar een openbare school.

b. Welk advies gaven gereformeerde Kerken en Nederlandse bisschoppen als er geen confessionele school in de buurt was?

Als er geen confessionele school was, gaven gereformeerde Kerken en Nederlandse bisschoppen ouders het advies hun kinderen dan maar helemaal niet naar school te sturen.

8 a. Welke kwesties werden uiteindelijk geregeld in een ‘historisch compromis'?

De kwestie van het kiesrecht en de kwestie van de overheidsfinanciering van het bijzonder onderwijs werden uiteindelijk in 1917 geregeld in een ‘historisch compromis'.

b. Wat hield dat ‘historisch compromis' in?

Liberalen en sociaal-democraten wilden algemeen kiesrecht invoeren. Maar daarvoor was een grondwetswijziging nodig en dus een tweederde meerderheid in de Kamer. De orthodox-protestantse en katholieke Kamerleden waren tegen algemeen kiesrecht. Maar ze waren bereid om liberalen en sociaal-democraten aan deze meerderheid te helpen, mits de liberalen en sociaal-democraten vóór de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs zouden stemmen. De partijen kwamen tot overeenstemming en sloten een compromis. Ze gaven iets toe en kregen er iets voor terug.

c. Hoe werden de twee kwesties wettelijk geregeld?

In de grondwetsherziening van 1917 werden de kwesties als volgt geregeld:
  • Er kwam algemeen kiesrecht voor mannen (met de mogelijkheid dat ook vrouwen het zouden krijgen, hetgeen in 1919 gebeurde).
  • Openbaar en bijzonder (lager) onderwijs werden financieel gelijkgesteld. Dit wordt de onderwijspacificatie genoemd.

9. Welk gevolg had de onderwijspacificatie?

Door de onderwijspacificatie nam het bijzonder onderwijs sterk toe.

Geen opmerkingen: